In Nederland zijn 26 soa-centra waar cliënten zich gratis en anoniem kunnen laten testen op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) en hiv. De centra gaan gebukt onder hun eigen succes: ze zien de toeloop jaarlijks stijgen. In de eerste helf van 2011 een stijging met zo’n 10 procent naar 54.648 – 9 procent meer dan in 2010 toen er ook al een stijging van 13 procent was met het jaar daarvoor. Door strenger te selecteren wil het RIVM de stijgende kosten drukken.
Vanaf begin dit jaar is anonimiteit daarom niet meer de enige geldige reden voor een consult. Het RIVM wil zich vooral gaan richten op mensen uit de zogenaamde risicogroepen. Dat zijn bijvoorbeeld mannen die seks met mannen hebben, prostitutiebezoekers of mensen die afkomstig zijn uit een land waar hiv veel voorkomt. Ook mensen die een goede reden hebben om niet naar de huisarts te gaan voor een test, kunnen bij een soa-centrum aankloppen.
Ook worden jongeren buiten de risicogroep voortaan alleen op chlamydia getest. Alleen als de uitslag van die test positief is, volgen alsnog tests op gonorroe, syfilis en hiv. Die beslissing is gestoeld op de praktijkervering dat jongeren zelden een andere soa hebben als ze niet ook chlamydia hebben.
De strengere selectie is ook een bezuiniging, want een test bij de huisarts wordt meestal door de zorgverzekeraar vergoed. De soa-centra zijn oorspronkelijk bedoeld als vangnet voor wie niet bij de huisarts terecht kan. Het RIVM vindt dat de soa-centra zich weer meer tot deze kerntaak moeten beperken.