De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bestaat woensdag 10 december a.s. zestig jaar. In die tijd is ze, volgens de AIV, ‘de breed aanvaarde norm voor de internationale moraal geworden’. Niet ieder land legt ze echter op dezelfde manier uit en dat hoeft ook niet, zegt de AIV. Landen moeten tot op zekere hoogte de ruimte hebben om de universele mensenrechten op hun eigen manier in te vullen die past bij hun religie, cultuur of politieke traditie.
De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) is een onafhankelijk adviesorgaan dat de regering en de Staten-Generaal adviseert over het buitenlandse beleid, in het bijzonder met betrekking tot Europese integratie, rechten van de mens, ontwikkelingssamenwerking, vrede en veiligheid. Voorzitter is voormalig Justitieminister Frits Korthals Altes. Onder de leden vinden we ook Sylvia Borren, voormalig directeur van Novib en bestuurslid van COC Nederland.
Absolute rechten
De Tilburgse hoogleraar internationaal recht
Willem van Genugten
is voorzitter van de CMR, de mensenrechtencommissie van de AIV. Hij schreef een advies over de universaliteit van mensenrechten. Van Genugten stelt daarin dat er een aantal absolute rechten is, waaraan niet mag worden getornd.
‘Het recht op leven, bijvoorbeeld. Daarnaast zijn foltering, rassendiscriminatie en het moedwillig onthouden van voedsel niet te tolereren’. Maar landen hebben volgens Van Genugten ‘een behoorlijke beleidsvrijheid om bijvoorbeeld het recht op een eerlijke rechtsgang vorm te geven’.
Opvallend genoeg noemt Van Genugten de gelijkheid van man en vrouw niet onder de ‘absolute rechten’ en dat werkt door in zijn kijk op de sharia en het vrouwenstandpunt van de SGP.
Scherpe kantjes
Maar als landen de sharia gebruiken om vrouwen te discrimineren en vrouwenbesnijdenis te rechtvaardigen, dan moet Nederland die landen volgens de hoogleraar ‘er op wijzen dat dat strijdt met het internationale recht en dat zo’n land zich daarop zou moeten bezinnen’. Volgens Van Genugten is het echter ‘lastig’ om ‘in algemene zin te bepalen tot hoever de sharia de ruimte moet krijgen’, want voor ‘die landen geldt de vrijheid van godsdienst’. Van Genugten raadt minister Verhagen van Buitenlandse Zaken aan ‘de scherpe kantjes van de sharia steeds met die landen te bespreken, zodat ze steeds meer opschuiven naar een samenleving waarin fundamentele rechten worden gerespecteerd’.
Opgeheven vingertje
Het actief bevorderen van homorechten is een onderdeel van de mensenrechtenstrategie van dit kabinet. Van Genugten vindt dat we voorzichtig moeten opereren en ‘in elk geval niet met het klassieke opgeheven vingertje aankomen en zeggen: Jullie zien het fout, dit is de norm, zo moet het. Dat is niet goed’.
Volgens Van Genugten moet minister Verhagen andere landen niet onze argumenten opleggen, maar met ze in discussie gaan op grond van de internationaal erkende rechten van homo’s. ‘Dat ze niet gediscrimineerd mogen worden, bijvoorbeeld’.
Bij het huwelijk voor paren van gelijk geslacht ligt het volgens Van Genugten anders. ‘Het internationale recht gaat daar niet over, dus dat kunnen we ook andere landen niet voorhouden en al zeker niet opleggen’, zegt hij.
Van Genugten neemt een zelfde standpunt is als het gaat om onze euthanasiewetgeving, die in de ogen van andere landen afbreuk doet aan het absolute recht op leven, dat ook in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens is vastgelegd.
‘Ook op dit punt geldt dat wij andere landen onze wetgeving niet als maatgevend moeten voorhouden. Zij hebben altijd de vrijheid hier anders mee om te gaan. We kunnen hun beargumenteerd uitleggen waarom wij euthanasie toestaan, namelijk omdat wij vinden dat mensen ook recht hebben op een humaan levenseinde. Onze argumenten moeten anderen uiteindelijk op andere ideeën brengen’.
SGP
Tenslotte gaat Van Genugten in het interview nog in op de zaak rond de SGP. Nederland is op de vingers getikt omdat de SGP in strijd met internationale regels vrouwen zou discrimineren en een rechter heeft al eens geoordeeld dat de SGP daarom geen subsidie mag krijgen. Zou de SGP niet de ruimte moeten krijgen om daar haar eigen invulling aan te geven?
Op grond van het VN-Vrouwenverdrag heeft het SGP die ruimte niet, omdat de partij vrouwen ongelijk behandelt, maar volgens de Raad van State is die ruimte er wel omdat er genoeg politieke parijen zijn waar vrouwen terechtkunnen.
‘Vanuit een hard mensenrechtenstandpunt hebben de VN gelijk, vanuit een standpunt van culturele diversiteit staat dat nog te bezien. De Hoge Raad, en dat is precies waar de AIV ook in algemene zin voor pleit, gaat zich er nu over uitspreken. Die heeft het laatste woord’, zegt Van Genugten. Hij noemt dit een ‘razend ingewikkeld vraagstuk’ en standpunt daarover neemt hij dan ook niet in.
Poldermodel
Pikant is in dit verband dat ook Barbara Oomen lid is van de mensenrechtencommissie van de AIV. Oomen is al jaren uiterst kritisch over het Nederlandse ‘opgeheven vingertje’ in het buitenland als het om mensenrechten gaat, terwijl we in eigen land mensen- en burgerrechten smoren in ons ‘poldermodel’.
Sprekende voorbeelden daarvan zijn volgens haar de aanpak van de SGP, het ontbreken van mensenrechteneducatie in ons onderwijs en het feit dat ons land nog altijd geen Mensenrechteninstituut heeft. COC Nederland pleit daar al jaren voor en schoorvoetend wordt daar nu aan gewerkt, maar de regering blijft huiverig om hier echt een gezaghebbend orgaan van te maken. De angst dat zo’n orgaan de ‘rust in de polder’ kan bederven, is helaas diep geworteld…
In het rapport van Van Genugten wordt daarover enkel zijdelings opgemerkt dat het Nederlandse mensenrechtenbeleid aan geloofwaardigheid wint, door het strikt handhaven van mensenrechten in eigen land en een zelfkritische houding daarover. Want een ‘dubbele moraal brengt een universele mensenrechtenstrategie in diskrediet’, schrijft Van Genugten.
Zie verder: AIV-advies