De oproep van ELS op dinsdag 22 maart jl. komt aan de vooravond van het overleg van de Vaste Kamercommissie van VWS met staatssecretaris Ross, de bewindspersoon die het homo-emancipatiebeleid in portefeuille heeft en coördineert.
Positieve intenties, weinig effect
ELS stelt in haar advies dat de regering positieve intenties heeft om homodiscriminatie in het onderwijs tegen te gaan. Het ministerie van Onderwijs financiert al enkele landelijke ondersteunende projecten. Daarnaast heeft Onderwijsminister Van der Hoeven in de afgelopen jaren schoolleiders herhaaldelijk opgeroepen om discriminatie niet te accepteren en om het thema niet als detail van tafel te schuiven.
Het Kenniscentrum Lesbisch en Homo-emancipatiebeleid deed vorig jaar in opdracht van COC Nederland een onderzoek naar de rol van gemeenten in het onderwijsbeleid. De scholen hebben een eigen verantwoordelijkheid, maar gemeenten worden verondersteld een regietaak op zich te nemen, vooral waar het gaat om sociale cohesie en bescherming van maatschappelijk zwakkere groepen.
Uit de analyse (‘Zwakke schakels in homo-emancipatie’, augustus 2005) bleek dat zelfs in regio’s waar door de regering gefinancierde proefprojecten liepen, het enthousiasme om iets aan homo-emancipatie te doen zeer gering was.
Vage beloften door scholen
Zelfs de meest gemotiveerde scholen durfden het niet aan hun proefproject te benoemen als ‘homo-emancipatieproject’. In de meeste regio’s met beleidsmatige aandacht voor homo-emancipatie besluit 90% van de scholen het onderwerp niet aan te pakken. Sommige scholen zeggen het thema wel ‘mee te nemen’, maar weigeren inzicht te geven hoe dat daadwerkelijk gebeurt. De moeite die het pilotscholen kost om het onderwerp op een acceptabele manier in de reguliere gang van zaken te integreren, maakt duidelijk dat we van deze belofte weinig mogen verwachten.
Goede en zwakke gemeenten
De gemeenten waarin een proefproject draaide, nemen – met uitzondering van Nijmegen en Rotterdam – een halfslachtige houding in. Meestal wil men het thema wel in het directeurenoverleg aan de orde stellen, maar als de directeuren laten weten geen behoefte te hebben aan ondersteuning, is daarmee de kous af.
Het is duidelijk dat de door de regering gewenste gemeentelijk regiefunctie dan niet uit de verf komt. Zelfs op het voorstel van het Kenniscentrum Lesbisch en Homo-emancipatiebeleid om in ieder geval vragen over homoseksualiteit mee te nemen in de jeugdmonitor, werd door veel gemeenten afhoudend gereageerd.
De goede voorbeelden uit Nijmegen en Rotterdam worden niet nagevolgd. De praktijk van deze goede voorbeelden wijst uit dat de beste oplossing is om op lokaal niveau consulenten aan te stellen, die scholen – met actieve steun van de gemeente en het maatschappelijke middenveld – over een meerjarige periode aanspreken en begeleiden.
Klacht bij CGB afgewezen
Onlangs diende een homoseksuele docent een klacht in bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) over de houding van zijn schoolleiding, die weigerde expliciete aandacht aan homoseksualiteit in het beleid van de school te besteden.
De betreffende school treedt wel op bij incidenten, maar weigert consequent – zoals de meeste scholen – om aan preventie van homodiscriminatie te doen. De docent meent dat zijn school daarmee het probleem niet bij de wortel aanpakt en een sfeer tolereert waarin discriminatie ontstaat. In dit geval weigerde de school al drie jaar verzoeken van de docent om hier aandacht aan te besteden, zelfs al kan de school daar additionele financiering voor krijgen.
De CGB wees de klacht van de docent af met de argumenten dat de school slechts verplicht is om klachten zorgvuldig af te handelen en dat de Onderwijsminister vindt dat scholen zelf moeten inschatten wanneer expliciet (homo)beleid noodzakelijk is.
De Commissie erkent in haar oordeel dat er sprake is van een probleem, maar ook dat zij momenteel niet de juridische mogelijkheden heeft om dit aan te pakken omdat daarvoor het wettelijk kader ontbreekt. De Commissie kan pas wat doen als de minister aangeeft dat specifieke aandacht op scholen nodig is.
Beoordelingskracht van directies
Maar minister Van der Hoeven van Onderwijs staat tot nu toe op het standpunt dat scholen zelf kunnen inschatten of specifieke aandacht nodig is. Dit plaatst ons voor een dilemma.
Enerzijds wil de regering scholen stimuleren om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor veiligheid en koerst daarom op autonomie van de scholen. Voor het formuleren van een aanwijzing tot aandacht voor homodiscriminatie moeten dus zware argumenten zijn.
Anderzijds weigeren scholen een serieuze weging te maken van de situatie rond homovijandigheid en is het onrealistisch om te verwachten dat zij een preventieve aanpak zullen ontwikkelen.
ELS pleit daarom voor een richtlijn, maar vreest dat zo’n richtlijn niet op een warm onthaal van de minister kan rekenen, In haar beleid staat de autonomie van scholen centraal. De minister stelt dan ook dat scholen zelf kunnen beoordelen of zij expliciete aandacht aan homoseksualiteit moeten besteden. Mensen in het veld weten dat dit niet het geval is. Er is meer sprake van een weerzin om over homovijandigheid na te denken, dan van een zakelijke afweging door schooldirecties.
Een uitweg uit dit dilemma zou kunnen zijn om een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar het draagvlak onder schoolbesturen en directies om in de werkpraktijk homodiscriminatie preventief en expliciet aan te pakken. Als uit zo’n onderzoek blijkt dat er slechts een geringe mate van bereidheid is om homodiscriminatie preventief aan te pakken, ontstaat een meer aantoonbare noodzaak voor een aanwijzing.
Onderwijsinspectie deelt visie
In een overleg met EPS stelde de Inspectie van het Onderwijs dat zij, evenals de CGB, scholen slechts marginaal kan toetsen op homovriendelijkheid. In de praktijk is haar rol bij het omgangsvormenbeleid van scholen meer stimulerend en ondersteunend dan controlerend. Juist op het thema homoseksualiteit blijkt het ook voor de Onderwijsinspectie moeilijk een open discussie te hebben met schoolleiders, te meer daar haar geen machtsmiddelen ter beschikking staan. De Onderwijsnspectie staat achter de suggestie om de situatie rond homoseksualiteit en de beoordeling daarvan door schoolleiders onafhankelijk te laten onderzoeken.