‘Druk mij nou niet dat stempel op’, zegt ChristenUnie-politica Tineke Huizinga. ‘Onterecht’ vindt zij het, dat enkele opiniemakers binnen haar partij haar tot verlichte geest verklaren in de ‘homodiscussie’.
Selectieve verontwaardiging
Oud-directeur van het CU-partijbureau Henk van Rhee noemde onlangs haar naam. En afgelopen dinsdag was het weer raak, in een opiniestuk van Krijn de Jong in het Nederlands Dagblad_. Het staflid van Tot Heil des Volks – waar tegenwoordig Van Rhee directeur is – opperde ‘selectieve verontwaardiging’ bij de leiding van de ChristenUnie. Waar het Amsterdamse deelraadslid Yvette Lont om haar radicale afwijzing van (praktiserende) homoseksuelen bij de partij werd verguisd, viel niemand over Tineke Huizinga.
De Jong refereerde in dit verband aan het interview met het feministische maandblad Opzij , van februari dit jaar, waarna hij oppert dat Huizinga tot de rekkelijken binnen de ChristenUnie behoort. ‘Is het vreemd dat mensen zo gaan denken dat de partij een bepaalde richting op gaat?’ vraagt De Jong zich af.
Orthodox
Volgens Huizinga mag die conclusie echter niet worden getrokken. ‘Ik geloof niet dat ik uit de pas loop met wie anders dan ook in de partij’. Het klopt dat zij moeite heeft ‘met de manier waarop de discussie over de positie van homo’s afgelopen najaar is gevoerd’.
Het klopt ook dat zij homo’s niet op voorhand afwijst, verklaart zij haar uitspraken in het interview. Maar dat zij een verlichte geest zou zijn, de orthodoxe liberaal over wie De Jong spreekt? ‘In die combinatie van woorden herken ik mij zeker niet. En als ik voor een van de twee moest kiezen, dan ben ik natuurlijk orthodox. Ik ben niet voor niets lid van de ChristenUnie’.
Privé-zaak
Huizinga zegt dat zij evenmin vindt dat een politieke partij – en dus ook de ChristenUnie – niet mag oordelen over een homoseksuele relatie. Het is tijd om dat maar eens hardop te zeggen: ‘Ik baal van dergelijke beelden, omdat ze mij niet passen. Mijn boodschap is dat ik voluit achter de commissie-Cnossen sta’, en daarbij verwijst Huizinga naar het vorige week uitgebrachte advies dat als norm stelt dat ChristenUnie-politici ‘geloofwaardig’ moeten zijn in hun functioneren. Een homoseksuele relatie is daarbij ‘relevant’ en vormt een ‘geloofwaardigheidsconflict’ tegenover de bijbelse beginselen van de partij als het gaat om huwelijk en seksualiteit.
In Opzij zei Huizinga echter nog iets heel anders. Toen noemde ze een homoseksuele leefwijze van een CU-partijfunctionaris een ‘privé-zaak’ waarover de partij geen oordeel hoeft te geven. Ze verwees daarbij naar een onderzoek van het tv-prorgamma EenVandaag_ waaruit bleek dat een meerderheid van de CU-kiezers dat ook vindt. ‘Ik hoor bij die meerderheid’, verklaarde Huizinga toen nog.
Pijnlijk
‘We moeten behoedzaam met deze kwestie omspringen. Het wordt snel pijnlijk voor mensen en er wordt in de achterban van de ChristenUnie verschillend over gedacht. Waar het om gaat, is dat we met het rapport-Cnossen een weg kunnen vinden om daar zorgvuldig mee om te gaan’.
In het rapport-Cnossen wordt niet enkel gesteld dat ‘praktiserende’ homoseksuelen een ‘geloofwaardigheidsconflict’ hebben tegenover de bijbelse beginselen over huwelijk en seksualiteit van de ChristenUnie, maar ook partijleden die het hebben van zo’n relatie niet afwijzen.
Dus is het wel begrijpelijk dat Huizinga nu zo terugkrabbelt…maar hoe ‘geloofwaardig’ is ze eigenlijk zelf nog?
Zie ook:
Tineke Huizinga: ‘Homo mag in ChristenUnie-functies’
Zie verder ons dossier ChristenUnie.