Terug naar overzicht

Nauwelijks aandacht holebi-jongeren in Gereformeerde Bond

De avond was belegd door de Gereformeerde Bond en de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond (HGJB), beide actief in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).

De organisaties hebben een pastorale handreiking uitgegeven over het omgaan met homoseksuele jongeren in de gemeente. Ambtsdragers hadden gisteravond de mogelijkheid daarover door te praten. Er volgen nog twee avonden in mei.

Begin jaren negentig gaf ds. De Graaff aan een collega een boekje over homoseksualiteit in de gemeente. ‘Hij bladerde er wat in en gaf het toen aan mij terug met de woorden: ‘Homofielen komen in mijn gemeente niet voor’. Ik denk dat daar een kern van waarheid in zat. De reden voor hun afwezigheid was dat ze waarschijnlijk al geruisloos verdwenen waren uit de gemeente. Want statistisch gezien moesten er wel degelijk zijn’.

De predikant uit Rotterdam vreest dat er sinds die tijd nog weinig is veranderd in de Gereformeerde Bondsgemeenten. ‘Ik baseer dat op het feit dat ik als predikant in een universiteitsstad verschillende keren in contact ben gekomen met studenten die zeggen bang te zijn in hun plaatselijk gemeente afgewezen te worden vanwege hun gevoelens en daarom liever het gesprek aangaan met een predikant in de stad waar ze studeren’.

Vanuit zijn eigen ervaring gaf De Graaff tips, op welke manier zulke jongeren pastoraal kunnen worden benaderd. Hij gaat uit van vijf gesprekken verspreid over een aantal weken of maanden, waarbij elk gesprek een eigen doel heeft. ‘Eerst alle ruimte voor het levensverhaal, dan naar de binnenkant – de relatie met God, om daarna met elkaar te spreken over discipelschap en de concrete invulling daarvan’.

Het eerste gesprek is vaak een soort biecht, weet de Rotterdamse predikant. ‘Het is van groot belang hoe je reageert op deze biecht. Het gevaar dat dreigt, is dat je vanuit je innerlijke verwarring deze concrete mens met zijn strijd uit het oog verliest. Dat je de discussie wilt aangaan op het niveau van je verstand over de interpretatie van de teksten uit Leviticus en Romeinen. Maar dat is een heilloze weg’.

De reactie die volgens De Graaff wel recht doet aan de situatie, is het verwoorden van de eenzaamheid waarin deze jongere verkeert. ‘Dat zal door deze jongere intuïtief ervaren worden als herkenning en een uitnodiging om door te gaan’.

Kernpunt is volgens De Graaff dat in de gesprekken ‘het inzicht doorbreekt: als homoseksueel mens ben ik primair geen zondaar, maar een gebroken en geschonden mens’.

Wanneer een jongere ervoor kiest een relatie aan te gaan, staat de pastor voor een dilemma. ‘Het is hem namelijk niet om het even welke weg deze jongere kiest. Het aangaan van een homorelatie is niet alleen een weg die ingaat tegen Bijbelse richtlijnen, maar daardoor ook een weg die niet heilzaam is. Het feit dat deze weg niet heilzaam is, zit niet vast op het gegeven dat mensen deze relatie niet als heilzaam voor zichzelf zouden kunnen ervaren. Het niet-heilzame zit vast op het feit dat Gods richtlijnen altijd richtlijnen ten leven zijn en nooit zijn bedoeld om het leven af te knijpen’.

‘Van een pastoraal gesprek hierover kan ontkramping uitgaan’, zegt De Graaff, want: ‘Uiteindelijk moet de jongere kiezen welke richting hij op gaat. Dat is zijn eigen verantwoordelijkheid’.